Futur: de nabije en verre toekomst

In het Frans heb je twee werkwoordsvormen van de toekomstige tijd: le futur proche en le futur simple.

Gebeurt iets binnenkort in de toekomst met of zonder tijdsbepaling óf in de verdere toekomst met tijdsbepaling, gebruik je de futur proche. Deze maak je met het werkwoord aller (gaan).

Tijd voor wat voorbeeldzinnen!

Ik ga vanavond uit eten.

>> Je vais manger au restaurant ce soir.

Ze nemen het vliegtuig.

>> Ils vont prendre l’avion.

Ze gaat dit weekend een nieuwe auto kopen.

Elle va acheter une nouvelle voiture ce week-end.

Is de gebeurtenis verder weg, gebruik je de futur simple.

Voorbeelden:

Volgend jaar reis ik naar Azië.

>> Je voyagerai en Asie l’année prochaine.

We ronden over twee jaar onze studie af.

>> Nous finirons nos études dans deux ans.

Hij zal elke dag oefeningen doen om fit te blijven.

>> Il fera de l’exercice tous les jours pour rester en forme.

Hoe vertaal je deze zinnen?

  • Hij komt over een kwartier aan.
  • Hij gaat over 30 jaar met pensioen.
  • Hij zal om 9 uur vertrekken.

Je kunt onze eerdere uitleg van le futur lezen op deze plek. Daar vind je ook de vertaling van bovenstaande drie zinnen.

 

Nieuws:

Nieuwsbrief