In het Frans kom je le subjonctif regelmatig tegen. Lastig, want in het Nederlands kennen we deze werkwoordsvorm eigenlijk niet.
Het subjonctif gebruik je in een samengestelde zin: er is een hoofdzin en een bijzin, die start met het woord ‘que’. In de hoofdzin kom je een werkwoord tegen die een wil of wens uitdrukt, een gevoel, noodzaak, (on)mogelijkheid of onzekerheid.
Tijd voor wat voorbeeldzinnen!
Ik wil dat ze slagen voor hun examens.
>> Je veux qu’ils réussissent leurs examens.
Het is jammer dat hij niet naar het feest kan komen.
>> C’est dommage qu’il ne puisse pas venir à la fête.
Het is nodig dat we op tijd vertrekken om de trein te halen.
>> Il est nécessaire que nous partions à temps pour attraper le train.
Het is onmogelijk dat hij zijn sleutels is vergeten.
>> Il est impossible qu’il ait oublié ses clés.
Ik twijfel of het waar is wat ze zegt.
>> Je doute que ce qu’elle dit soit vrai.
Hoe vertaal je deze zinnen?
Ik wil dat je me komt helpen.
We moeten nu gaan.
Het is jammer dat je de voorstelling hebt gemist.
Je kunt onze eerdere uitleg van le subjonctif lezen op deze plek. Daar vind je ook de vertaling van bovenstaande drie zinnen.