Hoe koud het ook is, er is geen reden om het slechts te laten bij ‘Il fait froid’. Sterker nog, er zijn zeker 14 manieren om te zeggen dat het koud is.
- Il fait un temps à ne pas mettre un chien dehors. (letterlijk: Het is weer om geen hond buiten te laten.)
- Il fait un froid de canard/loup. (letterlijk: Het is een kou van een eend/wolf)
- Il fait un temps de chien. (Het is hondenweer.)
- Il fait un vent à (d)écorner les bœufs. (letterlijk: Er is een wind om op de ossen in te teren.)
- Il gèle à pierre fendre. (letterlijk: Het vriest gesprongen stenen.)
- Ça caille ! (letterlijk: Dat stolt!)
- Ça pèle! (letterlijk: Dat schilt!)
- Il fait frisquet ! (Het is fris !)
- On se caille les miches ! (letterlijk: We stollen het brood! /de billen)
- On se pèle le jonc ! (letterlijk: We schillen het riet!)
- Ça meule sec ! (letterlijk: Dat slijpt droog!)
- On se caille la couenne ! (letterlijk: We stollen het varkensvlees / het huid)
- On se les gèle ! (We bevriezen!)
- Il fait frette ! (letterlijk: Het is piekeren!)